Opdracht van de Hoge Raad :
Normen en aanbevelingen goedkeuren
De
beroepsnormen die de bedrijfsrevisoren moeten toepassen in het kader van hun
opdrachten (ongeacht of het gaat om normen of aanbevelingen) zijn heel divers.
Sinds 2007 moeten deze beroepsnormen worden goedgekeurd volgens een procedure
die hierna wordt beschreven. Van zodra de norm is goedgekeurd, is deze bindend
en moet de norm openbaar gemaakt worden zoals voorgeschreven door de wet.
Hierna
komen achtereenvolgens aan bod:
·
het
verschil qua statuut tussen een norm en een aanbeveling;
·
de
draagwijdte van de normen en aanbevelingen die moeten goedgekeurd worden;
·
de
goedkeuringsprocedure voor normen en aanbevelingen;
·
de
bindende kracht van goedgekeurde normen en aanbevelingen;
·
de
openbaarmaking van goedgekeurde normen en aanbevelingen.
Artikel
31, § 4 van de wet van 7 december 2016 maakt een onderscheid tussen de normen
en aanbevelingen enkel en alleen naargelang hun bindende kracht: terwijl de
normen "bindend" zijn voor de bedrijfsrevisoren, zijn de
aanbevelingen eveneens bindend, tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere
omstandigheden kan motiveren dat de afwijking ten aanzien van de aanbeveling
geen afbreuk doet aan de criteria vastgesteld in de artikelen 12
[onafhankelijkheidsprincipes bij de uitoefening van revisorale opdrachten] en
13 [principes inzake de aanvaarding of uitoefening van revisorale opdrachten]
van de wet betreffende de rechten en plichten van de bedrijfsrevisoren.
Draagwijdte van de normen en aanbevelingen die
moeten goedgekeurd worden
·
controlenormen
·
ethische
normen
·
normen
inzake de permanente vorming
·
normen
inzake kwaliteitscontrole bij auditkantoren.
Sinds
de goedkeuring van de wet van 7 december 2016, is de Raad van het IBR niet meer
belast met het uitwerken van normen inzake de kwaliteitscontrole
van bedrijfsrevisorenkantoren; deze rol komt voortaan toe aan het College
van toezicht op de bedrijfsrevisoren.
Op het vlak van deontologie is er voortaan geen norm meer aangezien de inhoud van de norm van 30 augustus 2007 in verband met bepaalde aspecten inzake de onafhankelijkheid van de commissaris deels is overgenomen in het Wetboek van vennootschappen en deels in de wet van 7 december 2016.
Goedkeuringsprocedure voor normen en aanbevelingen
Algemeen
1. De
Raad van het IBR formuleert de beroepsnormen en -aanbevelingen :
§
die
nuttig zijn voor de uitvoering van de opdrachten van wettelijke controle van
jaarrekeningen en andere opdrachten die door of krachtens de wet aan de
bedrijfsrevisoren zijn voorbehouden
§
die
nuttig zijn voor de onafhankelijke uitoefening van opdrachten van wettelijke
controle van jaarrekeningen
§
die
nuttig zijn voor een verderzetting van de permanente vorming van
bedrijfsrevisoren
§
die
nuttig zijn voor de controle van de goede uitoefening van de opdrachten van
bedrijfsrevisoren via kwaliteitscontrole en toezicht (interne
kantoororganisatie, structuur van permanente dossiers en jaardossiers die
verband houden met elk mandaat dat wordt uitgevoerd door een bedrijfsrevisor).
2. de
toepassing van de normen en aanbevelingen moet evenredig zijn met de omvang en
de complexiteit van de activiteiten van de entiteiten waarvoor een revisorale
opdracht wordt uitgevoerd. Het IBR zal bij de voorbereiding van de
beroepsnormen en -aanbevelingen die worden voorgelegd ter openbare
raadpleging, toezien op de naleving van dit principe. De Hoge Raad voor de
Economische Beroepen en de federale Minister bevoegd voor Economie zullen zich
ervan vergewissen dat dit principe wordt nageleefd bij de ontwerpnormen die ter
goedkeuring worden voorgelegd.
3.
de
inhoud van elke ontwerpnorm of -aanbeveling wordt door de Raad van het IBR
openbaar gemaakt en vervolgens deelt de Raad van het Instituut (in voorkomend
geval na aanpassing van de tekst die het voorwerp heeft uitgemaakt van de
openbare raadpleging) een ontwerp van norm of aanbeveling mee aan de Hoge Raad
voor de Economische Beroepen.
4.
de
Hoge Raad voor de Economische Beroepen kan het College van toezicht op de
bedrijfsrevisoren (CTR) raadplegen betreffende elke ontwerpnorm of
-aanbeveling, alsook voor alle aspecten van een ontwerpnorm of -aanbeveling met
betrekking tot organisaties van openbaar belang, de Autoriteit voor financiële
diensten en markten (FSMA) en de Nationale Bank van België (NBB). Het College
en, in voorkomend geval, de FSMA en de NBB maken hun opmerkingen over aan de
Hoge Raad binnen de zes weken na de overlegging van de vraag door de Hoge
Raad.
5. de Hoge Raad voor de Economische Beroepen beraadslaagt over de ontwerpnormen of -aanbevelingen na de vertegenwoordiger(s) van het IBR te hebben gehoord. De Hoge Raad kan het instituut vragen om de ontwerpnorm of -aanbeveling te herformuleren op basis van zijn eigen opmerkingen, de hoorzitting of de opmerkingen van het College, de FSMA en/of de NBB. Als het instituut het ontwerp niet herformuleert binnen de door de Hoge Raad bepaalde termijn, kan de Hoge Raad de ontwerpnorm of -aanbeveling op eigen initiatief herformuleren.6. de normen en aanbevelingen hebben pas uitwerking na goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en de federale Minister die bevoegd is voor Economie.
De goedkeuring door de Hoge Raad voor de Economische Beroepen gebeurt binnen de drie maanden na indiening van het verzoek daartoe door het IBR. In geval van speciaal gemotiveerde hoogdringendheid kan die termijn worden herleid tot één maand, na onderlinge overeenstemming tussen de Hoge Raad voor de Economische Beroepen en het IBR.
7.
over
de goedkeuring door de federale Minister die bevoegd is voor Economie, van de
normen en aanbevelingen en van latere bijwerkingen hiervan, wordt een bericht
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
8.
de
normen en aanbevelingen alsook de actualiseringen hiervan, worden op de website
van het IBR en van de Hoge Raad openbaar gemaakt.
Bijzondere gevallen
- een materie die nog niet is uitgewerkt,
- die onvoldoende is uitgewerkt of
Wanneer binnen die termijn geen openbare raadpleging wordt gelanceerd, kan de Hoge Raad een ontwerpnorm of -aanbeveling opstellen en, in voorkomend geval na raadpleging van het College en/of het IBR, dit ontwerp vervolgens ter goedkeuring voorleggen aan de Minister bevoegd voor Economie.
De
vertegenwoordigers van de twee instituten hebben aan de Hoge Raad de vraag
gesteld welke procedure moet worden gevolgd voor de uitwerking van een
gezamenlijk document:
·
dat
moet goedgekeurd worden door de Hoge Raad, enerzijds, en door de federale
Minister bevoegd voor Economie, anderzijds, in het kader van de procedure
voorgeschreven voor de bedrijfsrevisoren en
·
dat
voor advies moet worden voorgelegd aan de Hoge Raad in het kader van de
procedure voorgeschreven door artikel 54 van de wet van 22 april 1999
betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, voortaan vervangen door artikel 79 van de wet van 17
maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur,
voor wat de gecertificeerde accountants, de belastingadviseurs en de (fiscaal)
accountants betreft.
Met het oog op rechtszekerheid, met name de goedkeuring van een inhoudelijk identieke tekst, heeft de Hoge Raad een informeel advies uitgebracht ter afronding van de werkzaamheden van de gezamenlijke werkgroep van de twee instituten, zodanig dat de tekst die de Raad van elk van de drie instituten goedkeurt, rekening houdt met de opmerkingen van de Hoge Raad.
Verder is de vraag gesteld in welke mate het een probleem zou kunnen zijn dat de tekst van het IBR een "norm" was, terwijl de tekst van het IBA (ITAA)een "reglement" was.
De Hoge Raad is van oordeel dat de vormelijke verschilpunten geen bijzonder
probleem stellen, aangezien elk instituut rekening moet houden met de
specificiteiten van zijn wettelijk kader.
Bindende kracht van goedgekeurde normen en aanbevelingen
·
de
normen bindend zijn voor de bedrijfsrevisoren;
·
de
aanbevelingen eveneens bindend zijn, tenzij de bedrijfsrevisor in bijzondere
omstandigheden kan motiveren dat de afwijking ten aanzien van de aanbeveling
geen afbreuk doet aan de criteria vastgesteld in artikelen 12 en 13, met name:
o bij het vervullen van de revisorale opdrachten
handelen in volledige onafhankelijkheid met respect van de beginselen van de
beroepsethiek;
o niet betrokken zijn (persoonlijk of elk natuurlijk
persoon die zich in een positie bevindt waarbij hij een directe of indirecte
invloed kan uitoefenen op de uitkomst van de revisorale opdracht) bij de
besluitvorming van de entiteit waarvoor de bedrijfsrevisor de revisorale
opdracht uitvoert;
o erover waken dat zijn onafhankelijkheid niet wordt
beïnvloed door een bestaand of potentieel belangenconflict, of een zakelijke of
andere directe of indirecte relatie;
o in zijn werkdocumenten alle aanzienlijke
bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid onderbouwen, alsook de
veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te
perken; vooraleer een opdracht te aanvaarden, beschikken over de
bekwaamheid, medewerking en tijd vereist om deze opdracht goed uit te voeren ;
o zich met de nodige zorg en in volledige
onafhankelijkheid kwijten van de hem toevertrouwde revisorale opdrachten ;
o geen opdrachten aanvaarden onder voorwaarden die
een objectieve uitvoering daarvan in het gedrang zouden kunnen brengen.
Openbaarmaking van goedgekeurde normen en
aanbevelingen